België
/
Nederlands
Europe
Austria
/
Österreichisches Deutsch
Belgium
/
English
Belgique
/
Français
България
/
Български
Česká republika
/
Čeština
Dänemark
/
Dansk
Deutschland
/
Deutsch
España
/
Español
France
/
Français
Hrvatska
/
Hrvatski
Italia
/
Italiano
Magyarország
/
Magyar
Nederland
/
Nederlands
Norge
/
Norsk
Polska
/
Polski
Portugal
/
Português
România
/
Română
Schweiz
/
Schwiizertüütsch
Slovenija
/
Slovenščina
Suisse
/
Français Suisse
Suomi
/
Suomi
Sverige
/
Svenska
United Kingdom
/
English
Ελλάδα
/
Eλλάδα
Србија
/
Српски
Andean
Argentina
/
Español
Bolivia
/
Español
Chile
/
Español
Colombia
/
Español
Ecuador
/
Español
Peru
/
Español
Venezuela
/
Español
Asia/Pacific
Australia
/
English
New Zealand
/
English
中国
/
中国
Indonesia
/
English
日本
/
日本語
Malaysia
/
English
Singapore
/
English
Philippines
/
English
Thailand
/
English
ไทย
/
ไทย
Korea
/
English
한국
/
한국어
Hong Kong
/
English
Việt Nam
/
Tiếng Việt
台灣地區
/
繁體中文
North America
United States
/
English
Instructies voor het veilig opladen van een batterij
Veiligheidstips voor het opladen
Een batterij overstarten
← Opladen
Een batterij overstarten
LEES EERST HET GEDEELTE VEILIGHEID DOOR EN NEEM DE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES IN DE HANDLEIDING BIJ DE STARTKABELS IN ACHT
WAARSCHUWING — BATTERIJEN PRODUCEREN EXPLOSIEVE GASSEN.
Met deze instructie blijft het explosiegevaar tot een minimum beperkt. Zorg dat de batterij uit de buurt blijft van vonken, vlammen en sigaretten.
- Beide batterijen moeten hetzelfde voltage hebben (6, 12, etc.)
- Draag tijdens het overstarten altijd oogbescherming en buig nooit over de batterij heen.
- Start nooit een beschadigde batterij over; controleer beide batterijen voordat u de startkabels aansluit.
- Zorg dat de ventilatiekleppen dicht zijn en horizontaal staan.
- Zorg dat beide voertuigen elkaar niet raken en dat beide contactsloten op “UIT” staan.
- Zet alle elektrische verbruikers uit (radio,, ruitenwissers, verlichting, etc.)
De volgende stappen moeten zeer nauwkeurig worden opgevolgd.
- Sluit de positieve (+) startkabel aan op de positieve aansluitpool (+) van de lege batterij.
- Sluit het andere uiteinde van de positieve (+) kabel aan op de positieve aansluitpool (+) van de volle batterij.
- Sluit de negatieve (-) startkabel aan op de negatieve aansluitpool (-) van de volle batterij.
- SLUIT DE LAATSTE NEGATIEVE (-) AANSLUITKLEM AAN OP HET MOTORBLOK VAN HET GESTRANDE VOERTUIG, UIT DE BUURT VAN DE BATTERIJ EN DE CARBURATEUR.
- Zorg dat beide kabels geen contact maken met ventilatorbladen, riemen en andere bewegende delen van beide motors.
- Start het voertuig en verwijder de startkabels in OMGEKEERDE volgorde.